korte broek

Vanmorgen ging ik in korte broek naar buiten, omdat ik weer eens echt iets wilde voélen. Kou wilde voelen. Kou die ik van vroeger kende. Rillen, klappertanden.

Dat je overvallen werd door de regen, want geen Buienradar. Dat je broek doorweekt was en je geen droge had. Nu heb ik er vijftien, maar toen had ik één broek. Als die in de was zat, liep ik rond in mijn pyjamabroek tot ik ’m weer aan kon. ‘Hè hè, je hebt een pyjamabroek aan,’ jengelde het buurjongetje. ‘Klopt,’ zei ik, want het wás zo.

Vanmorgen ging ik in korte broek naar buiten, maar echt koud was het niet. Ik rilde niet, laat staan klappertanden. Misschien als ik in blote bast zou gaan. Maar daar heb ik het lichaam niet voor.

Vorige
Vorige

die is

Volgende
Volgende

feest