laten

Er gaat geen moment voorbij dat ik niet ergens aan denk.

Zo’n zin met twee ontkenningen kan ik alleen begrijpen als ik de boel omdraai: er zijn continu momenten dat ik wel ergens aan denk.

Niet alleen denk ik de hele tijd ergens aan en nooit aan niets, het is ook nog eens zo dat ik daar een oordeel over heb: ‘Hou eens op met denken.’ Wat ook weer een gedachte is.

Het heeft geen zin om te proberen gedachten weg te drukken. Op een cursus leer ik om ze toe te laten en daarna te laten.

Twee keer het woord laten achter elkaar, daar zou ik normaal gesproken iets anders van maken. Nu laat ik het.

Vorige
Vorige

roeptoeteren

Volgende
Volgende

acht voor half tien