mijn geschreeuw is een miezerig ding

Afgelopen maandag hoorde ik om twaalf uur de sirene gaan, waarbij ik het privilege geniet om me dan niet in een schuilkelder te hoeven verschansen. In plaats daarvan reisde ik net als iedere andere eerste maandagavond van de maand af naar café Festina Lente in Amsterdam voor de langstlopende poetry slam van Nederland: de Poëzieslag. Twee dichters brachten hun poëzie het beste ten gehore en kwamen ook in de finale (dat ik in de jury zit zal daar iets mee te maken hebben gehad).

Martijn van Arkels eerste gedicht ging over een zoon van een dominee die zijn vader recenseert:

Op zondagmiddag kom je thuis.
Je das hangt als een touw om je nek.
Je zucht naar de grond.

Het was niet zozeer de das als een touw om de nek waar de jury voor viel, ook niet het latere: ‘Ik wil een vader/geen Herder’. Het was het zuchten naar de grond; een op het oog nikserige handeling, die iets alles omvattends uitdrukt.

Van Arkels tegenstrever was Susan van Veen, die in de derde en laatste ronde piekte met:

Ik zoek een woord dat ik kan zeggen
en dat woord is mijn wraak.

Hier nam iemand het woord dat haar eerder was ontnomen. Alles stond op het spel.

Het ergste wat je me kunt vragen is om te schreeuwen.
Mijn geschreeuw is een miezerig ding.

Susan van Veen won.

Vorige
Vorige

focus

Volgende
Volgende

au