ontwikkelingsstoornis

Ik ben niet mijn autismediagnose. Af en toe check ik dat door aan iemand te vragen wie ik ben. Nooit is het antwoord: “Autismediagnose”.

Toen ik vier jaar geleden het diagnosetraject in ging, was ik zowel bang dat ik wél autisme zou hebben als dat ik het niét zou hebben. Best uitdagend om een onderzoek in te gaan met twee mogelijke uitkomsten die ik allebei vreesde.

Als ik het wél zou hebben zou ik voortaan door het leven gaan als een man met een beperking. Als ik het niét zou hebben kon ik alle klachten die ik had nergens anders aan relateren dan aan mijn eigen onvermogen.

Dat laatste was precies wat ik de voorgaande vijftig jaar had gedaan. Een label als autisme heeft nadelen, onder andere dat het aan je plakt, maar het heeft ook voordelen, bijvoorbeeld dat je het kunt opzoeken in het woordenboek. Daar lees ik dat ik een ‘ontwikkelingsstoornis’ heb ‘waarbij contact met de buitenwereld en communicatie niet of moeizaam plaatsvinden’. Ontwikkelingsstoornis kun je ook weer opzoeken: ‘Die is blijvend. Iemand blijft er zijn hele leven in meer of mindere mate last van houden.’

Van zo’n definitie zouden veel mensen somber worden, maar ik niet. Ook al word ik erdoor gehinderd, de aanwezigheid van iets wat mijn hele leven blijft en niet meer weggaat beschouw ik als goed nieuws.

Vorige
Vorige

kleine zeemeermin

Volgende
Volgende

alle tijd