oversteken
Vanochtend vroeg liep ik met de hond door het park, waarna ik de drukke weg terug moest oversteken om weer thuis te komen. Van beide kanten naderden auto's, maar als ik nú de stap zou wagen zou ik heelhuids aan de andere kant geraken.
Maar ik talmde. Ik zag de auto's dichterbij komen en dacht: wat als ik een eindje op de motorkap word meegenomen. Blauwe plekken, diepe wonden, hoofdletsel, gescheurde ingewanden, ik zag het allemaal gebeuren, laat staan hoe mijn hond het eraf zou brengen.
Toen de auto's voorbij waren, dacht ik: ik had het makkelijk gered. Daar ging mijn zelfbeeld. Het was nog geen half acht en ik zag mezelf al als een besluiteloze, laffe man.
Nu ze voorbij waren, naderden van beide kanten nieuwe auto's, waar ik onmogelijk nog heelhuids voor zou kunnen oversteken. Rijen dik bleven ze komen en ik stond daar maar te wachten. Het was te laat, ik had nét moeten gaan. Ik had nét moeten gaan. Ik had nét moeten gaan. Maar toen ging ik niet.