pasjes

Ik had een korte broek aan met ondiepe zakken. Daarin gingen mijn huissleutels, mijn telefoon, de houder van mijn oortjes en het mapje met mijn pasjes.

Beter had ik al die spulletjes in een heuptasje gedaan, maar dat kon ik niet vinden. In de biowinkel spulletjes gekocht, bij het afrekenen klopte ik op mijn zakken. Ik voelde mijn sleutels, mijn telefoon, de houder van mijn oortjes. Niet mijn pasjes.

Terwijl de caissière me vriendelijk bleef aankijken, tastte ik naar wat ontbrak. ‘Het is echt heel stom,’ recenseerde ik vast, ‘maar ik heb mijn pasjes thuis laten liggen.’

De boodschappen werden apart gelegd, waarna ik me bedacht dat ik mijn pasjes niét thuis had laten liggen. Ik was ze verloren. Daarop begon ik de winkel te doorkruisen. Eerst volgde ik de looproute, daarna ging ik zigzaggen. De caissière was mogelijk aan het afwegen of ik een verward persoon was of gewoon verstrooid.

De pasjes zijn uit mijn ondiepe zak gevallen, dacht ik. Iemand in deze winkel heeft ze opgeraapt en in zijn zak gestoken. Maar ik kon moeilijk iedereen gaan fouilleren of zelfs visiteren.

Uiteindelijk toch maar op de fiets, misschien was ik ze tóch vergeten. Tijdens het fietsen drukte er iets tegen mijn been. Nu klopte ik niet op de ondiepe broekzakken, maar op het zakje met rits eronder. Mijn pasjes, ze waren er nog.

Opluchting was er niet. Het beeld dat ik mijn pasjes kwijt was, was sterker dan de wetenschap dat ik ze gevonden had.

Vorige
Vorige

z’n gangetje

Volgende
Volgende

ongevraagd