aankomend
In 1991 verscheen bij de Haagse uitgeverij Maldoror een kort essay van mij waarin ik bekende dat ik geen kunstenaar ben. ‘Ik ben een aardige jongen, maar geen kunstenaar. Ik voel verlichting, alsof ik het kunstenaarschap als een last op mijn schouders met me meedroeg. Wilt u me geloven wanneer ik zeg dat het een enorme opluchting voor me is dat ik geen kunstenaar meer ben?’
Ik schreef, klaarblijkelijk nogal wanhopig, over hoe ik op mijn 21ste aankomend werd genoemd nadat mijn gedichten in een tijdschrift waren gepubliceerd. Hoe ik al een beetje in de schijnwerpers stond, me geen raad wist met die eerste aanprijzingen. In plaats van kunstenaar zijn, in plaats van literair schrijver en dichter zijn, wilde ik ‘alleen nog maar schrijven wat ik voel. Net als Jack Kerouac ben ik een sentimentele a-politieke provinciaal en zo wil ik me dan ook gedragen.’
Bij het essay kwamen foto’s gemaakt door Alfred Verboom in mijn kamertje aan de Admiraal de Ruyterweg in Amsterdam. Er zat ook een cassettebandje bij met daarop tien Nederlandstalige liedjes, door mij geschreven en uitgevoerd op zang en gitaar (geproduceerd door Anthony Blokdijk). ‘Tien liedjes die u maar even moet beluisteren, maar kom in godsnaam niet met opbouwende kritiek. Zeg maar gewoon: het was leuk. Of: het was kut. Dat is voldoende.’ Je kunt zeggen wat je wilt, maar op mijn 21ste wist ik wél wat ik wilde. Of in ieder geval wat ik niét wilde.
Ik was het essay met cassettebandje al heel lang kwijt, tot ik het terugvond op de website boekwinkeltjes.nl, waar ik het voor 30 euro exclusief verzendkosten heb teruggekocht. Nu luister ik weer naar de liedjes en lees hoe ik voor ik goed en wel literair schrijver werd het al niet meer wilde worden. Dat was in 1991, daarna werd ik alsnog literair schrijver, maar ik herken wat ik toen voelde.
Binnenkort ga ik de studio in om nieuwe Nederlandstalige liedjes op te nemen, ruim dertig jaar na het cassettebandje. Ik durf het niet, maar doe het toch. Als er al een essay bij komt, zal ik daarin niet betogen wat ik niét ben. Wel wat ik wél ben.