buikgriep
Gisteren schreef ik over hoe ik honderd jaar geleden als manager op een kantoor werkte. De meeste ziekmeldingen waren op maandagochtend en mensen moesten dan mij bellen. “Ik ben ziek,” kreeg ik dan te horen, waarop ik de ander beterschap wenste. Soms wilde iemand het specificeren: “Ik heb griep.” Dan zei ik terug: “Griep, het heerst.”
Waar ik niet van hield, was nóg meer informatie. Zeker niet als iemand zei: “Ik heb buikgriep.” Het is duidelijk wat iemand bedoelt met buikgriep: hij is aan de race. Dat gun ik niemand, maar ik hoef het verder niet te weten. Ik heb al helemaal geen behoefte aan tot de verbeelding sprekende verhalen over hoe iemand de hele nacht op of naast de wc heeft gezeten. Wie wil dat weten?
Waar ik ook niet van hou, is als iemand ergens nerveus voor is en aan mij verklaart dat het 'm “dun door de broek begint te lopen”. Hou die woorden binnen, denk ik dan. Soms maak ik een goeie grap, maar dan hoef je nog niet al hoe-hoe'end “hou op, ik doe het in mijn broek!” te roepen. Ik zie het namelijk meteen voor me, wat er dun door je broek begint te lopen en wat je in je broek doet. En ik kan daarna nooit meer normáál naar je kijken en daarom zal ik in het geheel niet meer naar je kijken. Goeie grappen zal ik voor anderen bewaren, ik zal je naam en nummer uit mijn adresboek halen. Je bestaat niet meer voor me en wil je dat voorkomen, zeg dan gewoon dat je ergens nerveus voor bent. Als je om een grap van me wilt lachen, doe dat dan zonder aanvullende informatie te verstrekken over je slappe sluitspier. Ben je ziek, zeg gewoon: “Ik ben ziek.” Dan reageer ik met: “Beterschap.” En dat meen ik echt, ik hoop dat je snel weer beter bent.