cola
Ik ging een rondje hardlopen in het Twiske. Een fietser kwam mijn kant op, bovenop een bruggetje wierp hij iets in het water. Wát zag ik pas toen hij al voorbij was: een leeg colablikje. Het dobberde in de richting van een groep eenden.
Razernij vervulde mij. Wat bracht die jongen ertoe om mijn natuurgebied zo te vervuilen. Om de zoveel meter een vuilnisbak, maar deze idioot was nog te dom op te poepen en pleurde het blikje gewoon in het water.
Ik had zin om rechtsomkeert te maken, die eikel van zijn fiets te trekken, van het bruggetje te gooien en pas weer aan land te laten als hij het lege colablikje uit het water zou hebben gevist. Dat zou hij waar ik bij stond in een vuilnisbak moeten werpen en hij zou ook nog eens plechtig moeten beloven dat hij het nooit meer zou doen.
Die repressaille van mij vond ik, terwijl ik doorrende, bij nader inzien toch wat buitensporig. Wel had ik de jongen tot de orde kunnen roepen, dat was een gepaste reactie geweest, maar dat had ik meteen moeten doen. Nu was het te laat, hij was al uit het zicht.
Mensen zeggen vaak dat je in het moment moet leven, maar een moment duurt zo kort. Het is er en dan is het weer weg. Had ik maar iets gezegd.