dauw
Er is geen dauw meer. Dat hoorde ik vanmorgen iemand op de radio zeggen en het raakte me.
Ik hou van dauw. Na een warme dag en een koele nacht condenseert waterdamp in de lucht op vaste oppervlakken. Met je slaperige blote voeten schuifel je 's ochtends vroeg door het natte gras, dat mild prikkelt, kleine verrukkinkjes geeft.
Maar het gras is droog. Vee in de wei wordt ook niet meer door nevel omgeven. De beesten staan er gewoon volop zichtbaar en doen wat ze doen: staan, een beetje grazen.
Er is geen dauw meer omdat de nachten te warm zijn geworden, er kan niets condenseren. Met het einde van de dauw verdwijnt ook de verbeelding. Weg druppels op de blaadjes: parels waar je je geliefde voor wakker maakt om samen naar te kijken. Weg dagvlinders op de blaadjes, aanschurkend tegen die parels tot ze poppen, bij wijze van ochtenddouche.
Fak, ik mis de dauw.