de grote vakantie
Tot maart dit jaar woonde ik in een dorp net buiten de Ring. Elk jaar stemde de grote vakantie me somberder. Iedereen trok eropuit en alleen ik bleef achter. Dat was niet echt zo, maar zo voelde het.
Overdag kon je een speld horen vallen in de straten. In de supermarkt zaten verveelde cassières kauwgomkauwend te tiktokken. Inbrekers die hun strategie voor de komende nacht bepaalden, konden ongestoord met hun neus tegen de ruiten bij de huizen naar binnen kijken.
Inmiddels woon ik in de stad, binnen de Ring. Ook hier zijn nu heel veel mensen weg, maar er blijven er genoeg over. Samen genieten we van de ruimte op de fiets- en voetpaden en op de pleinen en in het park. Wil ik drukte, dan fiets ik tien minuten naar het westen en sta ik tussen de dagjesmensen.
Alleen achterblijven is mijn grootste angst. Ik bén wél graag alleen. Als het maar tijdelijk is.