dixi’s
Ik zag de documentaire Trainwreck: Woodstock '99, over de rampzalige reprise van het legendarische Woodstock-festival. Nooit krijg ik meer ongezien: de overlopende dixi's. Ik wil er verder niks over zeggen, omdat ik het zo weerzinwekkend vies vond. Vijf jaar terug schreef ik een roman over een man die nergens naar de wc durft te gaan, een mobiel toilet is sowieso een no-go, en die man was op dat punt op mij gebaseerd.
Nooit krijg ik meer ongezien wat ik zag als ik, bijvoorbeeld op Lowlands, na een lange warme festivaldag toch een dixi betrad en in de pot keek.
De organisatoren van Woodstock '99 waren boeven die bij binnenkomst alle bezoekers hun flesjes water afpakten en vervolgens op het terrein nieuwe flesjes gingen verkopen, voor vier dollar per stuk. Ze deden alles fout wat je als organisator maar fout kunt doen, deels moedwillig.
Tien jaar terug schreef ik een roman over een man die verantwoordelijk is voor de organisatie van de Olympische Spelen. Hij moet dat helemaal in zijn eentje doen, wat een hels karwei is. Om toch iets van de grond te krijgen, besluit hij zich op één detail te concentreren. Hij hoopt dat als hij één ding van de grond krijgt, er momentum ontstaat waardoor er een grotere kans is alle andere dingen die moeten gebeuren lukken.
Dus richt hij zich op de broodjes en blijft hij eindeloos nadenken over of hij verse broodjes of afbakbroodjes zal inkopen voor de atleten, begeleiders en bezoekers. Vers of afbak, vers of afbak, en dat terwijl de tijd tikt en de telefoon onophoudelijk gaat en zijn mailbox volstroomt met alarmerend slecht nieuws.
Lang geleden werkte ik als productieleider voor theatergroepen en literaire organisaties en deed ik alles fout wat je als organisator maar fout kunt doen (nooit moedwillig). Die man die in zijn eentje de Olympische Spelen organiseerde was ook deels op mij gebaseerd. Ik begrijp 'm ook zo goed: de grootste sportmanifestatie ter wereld werd een fiasco, maar waar werkelijk níks mis mee was waren de broodjes.