okidoki
Op de radio werd een uit Nederland afkomstige soldaat van het Oekraïense leger geïnterviewd. Ik wilde schrijven: ‘huursoldaat’, maar daarvoor moet hij ook echt een salaris ontvangen en misschien is hij wel vrijwilliger.
De soldaat liet zich ‘Dutch’ noemen en vertelde dat de vervulling ‘m erin zat dat hij nu de hoogste pieken meemaakte die het leven te bieden heeft en ook de diepste dalen. Met zoveel woorden zei hij dat letterlijk.
Een gemiddeld mens is voorbestemd om tussen uitersten te leven. Zijn werk is niet super, ook niet vreselijk, en soms heb je een verzetje, zoals een feestje in een kring. Alles is zeg maar: okidoki. Als iemand je vraagt wat je gisteren hebt gegeten, zou je het ‘m niet kunnen vertellen. Alle dagen lijken op elkaar: je leeft in een zompige waas van regelmaat.
Dit is geen kritiek, laat iedereen vooral leven zoals hij wil, met de handen aan de knuppel of op de automatische piloot. Maar het verlangen om eruit te breken is voorstelbaar: er gebéurt iets! Als iemand je vraagt wat je gisteren hebt gegeten, zeg je: "Geen fuck man, we lagen achtenveertig uur onder vuur."
Op 29 maart 1912 wist ontdekkingsreiziger Robert Falcon Scott dat zijn concurrent Roald Amundsen de Zuidpool eerder had bereikt dan hij. Op de weg terug zat hij zonder voedsel in een sneeuwstorm. Net voor hij stierf, schreef hij in zijn dagboek: “I do not think we can hope for any better things now. We shall stick it out to the end, but we are getting weaker and the end cannot be far.” Blij zal Scott op dat moment niet geweest zijn, maar zijn leven was in ieder geval niet okidoki geweest.