halfdood
Ik lees Friends, Lovers and the Big Terrible Thing, de memoires van Matthew Perry. Ik schreef al over hem in mijn boek Door het licht. Daarin ging het over het hoofd van de acteur dat aan het einde van seizoen 8 van de hitserie Friends als gevolg van excessief drankgebruik “was opgezwollen tot ballongrootte”, precies zoals ook mijn hoofd toen ik nog dronk steeds meer opzwol, en ik zag het elke dag in de spiegel en deed er niets aan, omdat het leek alsof het buiten mij om gebeurde.
Perry beschrijft hoe hij als vroege tiener met twee vrienden in de achtertuin gaat liggen. De vrienden delen zes blikjes Bud, Perry maakt in zijn eentje een fles wijn soldaat. Waar zijn maten het op een spugen zetten, ligt Perry gelukzalig naar de lucht te staren. “I realized that for the first time in my life, nothing bothered me,” schrijft hij. “I was complete, at peace. I had never been happier than in that moment.”
Na tien jaar droogstaan mis ik het drinken niet, maar wel het effect van totale zorgeloosheid en bevrijding dat Perry beschrijft en dat ik herken. Als vroege tiener kocht ik samen met mijn achterbuurjongen een fles Martini. Op mijn slaapkamer nam hij een paar nipjes, de rest lurkte ik leeg. Nog net niet buiten bewustzijn stortte ik op bed, met op mijn gezicht een gelukzalige glimlach. Dood wilde ik niet, maar zo'n beetje hálfdood, dat zou een groot deel van mijn leven mijn favoriete gesteldheid blijven.