halfdood (2)
Ik schreef eerder over Friends, Lovers and the Big Terrible Thing, de memoires van de gisteren overleden Matthew Perry. Over hoe hij zich voelde toen hij als vroege tiener met twee vrienden in de achtertuin ging liggen en in zijn eentje een fles wijn naar binnen klokte. “I realized that for the first time in my life, nothing bothered me. I was complete, at peace. I had never been happier than in that moment.”
Net als Perry hield ik van die woeste uithaal van de Man met de Hamer, waarna een gelukzalige verlamming wachtte en een roes dik als mist. Een mist waarin ik niet dood was en niet levend, maar ergens tussenin.
Als mensen vragen of ik het drinken mis, zeg ik nee. Wat ik er niet bij zeg is dat ik het comazuipen soms wél mis. Niet vanwege het zuipen, maar vanwege de comateuze toestand. Dat overal zijn én nergens. Eenzaam én verbonden. Wanhopig én gelukkig. Dat mis ik soms. Niet vaak. Soms.