ik ben er
Ik fiets over straat en neem niet meer ruimte in dan die ik nodig heb. Er is genoeg ruimte voor anderen, zodat ook zij kunnen bestaan.
Ineens gaat er een garagedeur open, een oudere man komt naar buiten in zijn badjas (!) om midden op straat een sigaret op te steken. Nu moet ik dus om hem heen manoeuvreren en dat doe ik en ik zwijg er verder over, maar wat ik wel denk is: waar slaat dit op?
Even verderop rijden twee moeders op elektrische bakfietsen me tegemoet. Ik hoor niet wat ze zeggen, maar vrolijk zijn ze niet, ze klagen en foeteren en zijn duidelijk niet van plan om uit te wijken, dus moet ik dat doen. Ik kan dat niet rijmen met de nieuwjaarswensen die iedereen net nog aan elkaar heeft overgebracht, de kerstgedachte waar iedereen zo vol van was. ‘In de mensen een welbehagen’, toch?
Weer wat verderop maakt een straatveger zich op om over te steken. Hij ziet me aankomen, maar wacht niet tot ik voorbij ben. Hij steekt gewoon over. Dus ik vol in de remmen en nu overweeg ik om zijn bezem af te pakken. Niet dat ik die nodig heb, ik heb al een bezem.