in de zon
Afgelopen week ‘deed’ ik een Eenzame Uitvaart, wat wil zeggen dat ik een gedicht schreef voor een overledene zonder nabestaanden en dat gedicht staand naast de kist ging voorlezen.
Het betrof een man die in de moeilijk doordringbare bosjes langs het spoor tussen Amsterdam en Halfweg zijn tent had opgezet en daar een kluizenaarsbestaan had geleid. Toen hij door een vogelaar werd gevonden was hij al zeker een halfjaar dood. Joris van Casteren schrijft er in zijn verslag nogal beeldend over, het is alsof je zelf de tent open hebt geritst en naar binnen keek.
In het gedicht dat ik maakte stel ik de vraag hoe blij we moeten zijn als we iemand vinden die niet gevonden wil worden. Want dat blijft toch het punt bij Eenzame Uitvaarten: de overledene heeft niet om poëzie gevraagd en er zijn geen familieleden of vrienden die in zijn plaats de dichter van dienst het knikje van goedkeuring kunnen geven.
Dit keer kwam dankzij speurwerk van Van Casteren op het allerlaatste moment toch een zoon op de proppen, die al jaren naar zijn vader op zoek bleek te zijn. Hij had de muziek voor bij de uitvaart nog kunnen uitkiezen: A Place in the Sun van Stevie Wonder.
“Before my life is done: gotta find me a place in the sun.” We mogen ons wel haasten.