plassen

Vanochtend om 6 uur ging ik een lange wandeling maken, over hetzelfde polderpad als altijd. Elke dag loop ik dezelfde route en er komt geen dag waarop ik denk: laat ik eens een andere route nemen. Het verveelt nooit, want elke keer gebeurt er wel iets.

Meestal iets kleins, bijvoorbeeld een vliegtuig dat wel erg laag overvliegt of zoals vanochtend twee bekvechtende reigers, maar soms is wat er gebeurt opzienbarender. Pas kwam me in de vroegste schemering een jogger tegemoet die totaal geen oog voor me had, dwars door me heen leek te willen gaan. Ik voelde me als Pierre in Les Jeux Sont Faits van Jean-Paul Sartre, die nog niet weet dat hij overleden is. Kneep mezelf in mijn arm, maar ik bestond. In plaats van de sporter de huid vol te schelden, besloot ik zijn gedrag te accepteren. Misschien beschouwde de man dit pad wel als zijn pad en wie was ik om hem dat te ontzeggen.

Een andere keer zag ik heel in de verte iemand mijn richting op zwaaien en iets roepen. Ik dacht dat de persoon in nood was, dus begon er de pas in te zetten. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat het een vrouw was en dat ze een beweging maakte dat ik achteruit moest: weg, weg! Even nagedacht, maar ik deed het, maakte de afstand tussen ons weer groter, waarna ze naar beneden hurkte. Het duurde een tel en toen viel het kwartje dat ze aan het plassen was.

Vorige
Vorige

suspense

Volgende
Volgende

in de zon