klepperende klep
Vannacht lag ik wakker door het geluid van de brievenbus. Niet omdat iemand er post in wierp, wie stuurt er nou nog post? En als iemand dat al zou doen, wie zou die post dan midden in de nacht gaan bezorgen?
Het was de wind. Die waait welig op dit eiland. Naar hartenlust. In overvloed. Waar je ook gaat is wind. Soms in je rug, meestal in je bakkes. Als je iemand voorover gebogen door de stad ziet lopen, dan komt ie waarschijnlijk van dit eiland.
Ik in mijn badjas naar buiten, alwaar ik een in plastic folie gewikkeld magazine half in de brievenbus, half tussen de klep liet balanceren. Dat hield het precies een halve seconde vol, toen was het al naar binnen gegleden. Twee oude kranten: waaiden weg. Uiteindelijk wurmde ik een badhanddoek een eind naar binnen, die niet meer los zou waaien en het geluid zo niet zou stoppen, dan wel zou dempen.
Maar terug in bed kon ik niet meer slapen, want al hoorde ik de klepperende klep niet meer, ik herinnerde me het geluid nog levendig. Een geluid zo snerpend dat het wonden in me achterliet die pas de volgende ochtend waren geheeld.