koetjes en kalfjes
Elke ochtend loop ik met Nina hetzelfde rondje door het park. Of eigenlijk is het een ovaal: een rechthoek met ronde hoeken. Heen loop ik door het bos, al is bos een groot woord voor een rij bomen, en terug loop ik lángs het bos, over de heide, wat een groot woord is voor het hoge gras aan weerszijden van het pad.
Vanochtend vroeg stonden midden op dat pad twee mensen met elkaar te praten. Heel hard, wat onnodig was, er was verder niemand in het park. Vanuit het ‘bos’ zag ik ze: de vrouw met haar snerpende stem, de man bassend. Wijdbeens stond hij, met de armen over elkaar, alsof hij de koning van het park is.
Maar ik ben de koning van het park. Ik begrijp dat het openbare ruimte is en dus voor iedereen toegankelijk, maar ik sta expres voor dag en dauw op om de paden voor mezelf te hebben. Daarna mag iedereen met snerpende stem of bassend pontificaal midden op het pad gaan stilstaan om over koetjes en kalfjes te gaan praten: een onderwerp waar ik altijd binnen een minuut over uitgesproken ben.