kroketjes
Gisteren had ik een genoeglijk samenzijn met collega-dichter Jean Pierre Rawie in een brasserie in Groningen. We ontdekten dat er zowel gambakroketjes als oesterzwamkroketjes op de kaart stonden; besloten werd om van elk één te nemen en die te delen.
Rawie vroeg aan de ober: “Er komt toch wel evenveel toast op het bord als er kroketjes zijn?” In die vraag herkende ik een verlangen naar duidelijkheid: vier kroketjes, vier sneetjes brood.
De snacks lieten zich lastig op een vork vervoeren, daarom vroeg ik mijn disgenoot, alvorens twee oesterzwamkroketjes naar zijn bord over te hevelen en aldaar twee gambakroketjes weg te nemen, of hij het goed vond dat ik ze tijdens de overtocht met twee vingers zou ondersteunen.
Dat was goed.