maandagochtend

Maandagochtend. De stad baadt in het zonlicht. De schuifhekken van de drive-in-woningen waar Nina en ik langslopen openen zich als in een klucht: steeds komen nieuwe spelers het toneel op.

We zijn in deze stad met z’n achthonderdtweeëntwintigduizenden: zoveel schuifhekken, zoveel spelers. Er zijn veel momenten waarop ik de mensen vervloek, maar er zijn ook momenten, zoals vanochtend, dat ik van iedereen hou.

Zelfs van de hologige op z’n fatbike. Zelfs van de jengelende kleuter voor in de bakfiets. Zelfs van de glazenwasser die hard en snerpend een liedje fluit. Zelfs van de me tegemoetkomende hardloper die dwars door me heen wil: blijkbaar is dit zijn pad, zijn stad.

Ik hou van iedereen tot ik iedereen weer vervloek. Daarna weer houden van. Daarna weer vervloeken. Over het geheel genomen kom je ergens in het midden uit.

Vorige
Vorige

daarom niet

Volgende
Volgende

50 woorden