oe-loe-loe-loe-loe
Ik was een keer op een bruiloft. De stukjes begonnen, iedereen draaide zijn stoel richting het podium. De microfoon deed het niet, dus ik leunde voorover om het te kunnen horen. Daardoor kroop mijn overhemd aan de achterkant omhoog.
Ineens voelde ik hoe iemand met zijn vingers over mijn blote onderrug kriebelde, net boven mijn naad. Er werd ook een geluid bij gemaakt: “Oe-loe-loe-loe-loe!” Ik ben er nogal gevoelig voor als iemand aan me zit, zeker op die plek. Een siddering trok door me heen. Toen ik omkeek zag ik een mij onbekende man. Hij schuddebuikte, zijn appeltjewangen glommen, zijn onderkin wiggelde.
In één keer haalde ik uit. Niet met de vuist, maar met vlakke hand. Daarna verstreken er acht seconden waarin er niets gebeurde. Vervolgens maakte de man zich uit de voeten en ging ik weer zitten. De stukjes gingen gewoon door, maar op de automatische piloot.
Na afloop was er niemand die me veroordeelde, misschien uit angst om ook een klap te krijgen. Nooit heeft iemand nog “oe-loe-loe-loe-loe!” roepend ongevraagd over mijn blote onderrug lopen kriebelen. Wat ík zou doen als een komiek ten overstaan van de hele wereld laatdunkende grapjes zou maken over de haarziekte van mijn geliefde, dat laat zich ook raden.