schijnen

Soms moet ik iets moeilijks doen. Iets wat bijna niemand kan. Ik kan het wel. Althans, dat zeg ik. “Ik kan het,” zeg ik. Anderen zijn dan vol bewondering. Ze zeggen: “Ik snap niet hoe je het doet.” En: “Ik zou het niet kunnen.”

Maar dan moét ik het nog doen. Ik heb alleen de schijn. Dat kunnen mensen zeggen: “Hij schijnt het te kunnen.” Ik moet van schijnen naar blijken zien te geraken. Dat mensen zullen zeggen: “Hij blijkt het te kunnen.” Maar daar ben ik nog niet. Er is alleen de op bravoure gebaseerde belofte: “Ik kan het.”

Het is voorgekomen dat ik zei dat ik iets kon en dat bleek van niet. Dat ik faalde. Terwijl ik het deed voelde ik het. Mijn toeschouwers ook: zij hadden hun blik afgewend. Alsof ze door niet te kijken er niet waren.

Vorige
Vorige

tabula rasa’s

Volgende
Volgende

wortelkartel