tabula rasa’s

Je kunt mensen op verschillende mensen groeten. Het kan met woorden: hallo, hoi, goeiedag, goeiemorgen, enzovoorts. Het kan met een handdruk (stevig of slap). Met een boks, een omhelzing. Of met een kaakslag (als je ruzie met iemand hebt).

Bekende mensen groet je, maar je kunt ook onbekende mensen groeten. Al vind ik het verschil soms moeilijk: op straat en ook op een staande receptie weet ik vaak niet goed wie ik nou wel en niet ken. Soms zeg ik iemand die ik nog nooit gezien heb heel vriendschappelijk gedag. Als me dat twee keer is gebeurd spreek ik mezelf vermanend toe: doe toch eens normaal, Harmens! De derde onbekende groet ik niet. Maar dan groet die persoon mij ineens wél: blijk ik ‘m wél te kennen!

Na deze consternatie moet ik ook nog de keuze maken: groeten we met woorden of moet ik een hand geven? Of een boks? Of een omhelzing? Of een kaakslag?

Wat het voor mij extra moeilijk maakt, is dat je op straat of op een staande receptie heel veel mensen tegemoet loopt. Hun gezichten kun je niet allemaal afzonderlijk gaan bekijken, dus maak ik er een blur van. Zie ik alleen nog maar tabula rasa’s, onbeschreven bladen. Tot een van die onbeschreven bladen ineens een mond krijgt, van waaruit een begroeting klinkt: “Hoi Erik Jan!”

Nu moet ik óók een naam zeggen. Niet die van mijzelf, die is net al geroepen. Die van de ander dus. Maar hoe heet de ander? Hoe kan het dat iedereen al die namen steeds paraat heeft? Meestal zeg ik maar: “Heyyyy hallo dan! Hoe is het?” Hopen dat ik ermee wegkom.

Soms kom ik iemand op straat tegen die ik met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet ken. Zo iemand groet ik vaak uit beleefdheid. Zeker als het een vrouw alleen is: door “goeiedag” te prevelen geef ik aan dat ik geen bedreiging vorm. Soms kijkt ze strak de andere kant op en beantwoordt ze mijn begroeting niet. In dat geval zou ik achter haar aan willen lopen om te vragen waarom niet, maar daar ben ik mee gestopt.

Vorige
Vorige

grootsch en meeslepend

Volgende
Volgende

schijnen