stukgaan
Soms loop ik met iemand over een lange, rechte weg en zegt die ander: “Er komt geen einde aan.” Dat is geen vaststelling, maar een verzuchting. Bedoeld wordt: de weg is zo lang en zo recht, het is alsof er geen einde aan komt.
Soms spreek ik iemand op vrijdagmiddag die onderuit hangt in zijn stoel: “Ik ben kapót.” Opnieuw is dat niet echt zo, hij is fysiek nog heel, alleen aan het einde van de week moe van het werken. Gaat hij die avond met vrienden naar de kroeg en maken die hem aan het lachen, dan roept hij: “Ik ga helemaal stuk!” Weer niks aan de hand, hij heeft het gewoon enorm naar zijn zin.
Heel veel mensen nemen niét alles letterlijk en soms vinden ze het flauw als iemand anders (zoals ik) dat wél doet. “Je weet heus wel wat iemand bedoelt met schiet mij maar lek,” zeggen ze.
Dat klopt, alleen bijna nooit in eerste instantie. Eerst denk ik aan iemand doorzeven met kogels, een halve seconde daarna snap ik dat het om een uitdrukking gaat. Moet ik vervolgens nog wel dat beeld van dat geperforeerde lijk uit mijn hoofd zien te krijgen.