vol vredenburg
Mijn zoon organiseert via zijn Instagram-account een schrijfchallenge. Hij nodigt zijn volgers uit om een gedicht te schrijven met als thema: “Later als ik dichter ben.” Ze moeten teruggaan naar het moment dat ze voor het eerst de pen, typemachine of laptop ter hand namen en poëzie gingen schrijven: wat wilden ze, hadden ze ambities, schreven ze om iets van zich af te schrijven, ging het puur om het plezier?
Toen ik zeventien was droomde ik op mijn kamertje in de Rigolettohof in Alphen aan den Rijn van optreden voor uitverkochte zalen. Ik las mijn gedichten al regelmatig voor, maar alleen in kleine tot zeer kleine zalen, doorgaans voor anderhalve man en een paardenkop. In gedachten heb ik echter altijd een vol Vredenburg voor me gezien.
Toen ik jaren later mijn eerste bundel had gepubliceerd en voor het eerst daadwerkelijk in een vol Vredenburg stond, dacht ik: ik ben hier al heel vaak geweest. Er was nauwelijks verschil tussen droom en realiteit, want het applaus was net zo oorverdovend als in mijn fantasieën. Je leek helemaal niet zenuwachtig, zeiden mensen na afloop, en dat was ik ook niet, want een vol Vredenburg toespreken was voor mij gesneden koek. Been there, done that, alleen nu voor het eerst in het echt.