wereldvreemd
Pas toen ie al zo’n beetje voorbij was gelopen, realiseerde ik me dat de persoon die me op straat tegemoet was gekomen en in alle eerlijkheid voor mij niet meer was geweest dan een amorfe schim, zoals alle mensen op straat voor mij amorfe schimmen zijn, geblurde gestaltes zonder naam of gezicht, maar pas toen die schim me al zo’n beetje voorbij was gelopen (en ik die schim) realiseerde ik me dat die persoon me had gegroet, dus niet zomaar een handbeweging had gemaakt, niet een opdringerige vlieg van zich af had geslagen of het kapsel had gefatsoeneerd, en de persoon die me had gegroet, die een hand naar me had opgestoken, dat zag ik nu pas, die persoon was mijn buurvrouw geweest, en nu was ik dus een buurman die een groet van zijn buurvrouw niet beantwoordt, een wereldvreemde buurman, een zonderling die in zijn eigen cocon leeft, en die vaststelling vond ik eerst onrustbarend, maar daarna geruststellend: wát een rust!