Woelaka boelaka sjoelaka koelaka
Ooit schreef ik een boek over iemand die op een gegeven moment naar buiten loopt en erachter komt dat de wereld verlaten is. Een origineel idee, dacht ik, tot bleek dat het al was bedacht, namelijk door Thomas Glavinic in ‘Die Arbeit der Nacht’, en daarvoor ook al door anderen.
Ooit schreef ik een roman waarbij mijn uitgever, redacteur en ik heel lang over het boekomslag deden. Steeds waren we niet tevreden, tot we het eindelijk hadden. Later verscheen er een dichtbundel van een collega van me met een zeer sterk gelijkend omslag en ook bijna dezelfde titel.
Niet lang geleden schreef ik een roman over dat tijd in mijn hoofd niet lineair maar circulair verloopt. Alles komt steeds terug, nooit laat je echt iets achter je. Origineel, dacht ik, maar ook dit bleek al eerder door anderen bedacht, en onlangs verscheen er een nieuwe roman die óók weer op dit idee gebaseerd is: “We denken dat de tijd lineair is. (..) Alles gaat weg, maar alles komt ook weer terug.”
Alles wat ik bedenk is al bedacht en wordt na mij ook weer door iemand anders bedacht. Dat is helemaal niet erg: er zijn maar zoveel woorden, er zijn maar zoveel ideeën. Het enige wat nog niet bedacht is, is: “Woelaka boelaka sjoelaka koelaka.” Op Google geeft dat nul hits, maar ja, het ís niks.