adrenalinedelict
Voorafgaand aan de wegwedstrijd van het wereldkampioenschap wielrennen, ging Mathieu van der Poel in zijn hotel in Sidney met de kippen op stok. Sporters wordt vaak gevraagd of ze denken een kans op de titel te hebben en dan antwoorden ze: “Zeker, mits fit.” Mits fit klinkt als misfit en je bent ook wel echt een buitenbeentje als je alles voor je sport opzij zet en dus al wilt slapen als klaarwakkere pubermeisjes nog zin hebben om te keten.
Die meisjes klopten in het hotel in Sidney op de deuren van willekeurige kamers, om daarna hard weg te rennen. Een van de deuren was van Van der Poel. Die zal de eerste keer dat hij opendeed aan een vergissing hebben gedacht. De tweede keer had hij al door dat hij in de zeik werd genomen; zijn gevloek koren op de molen van zijn plaaggeesten. De derde of vierde keer zal Van der Poel de gang op zijn gerend en de meisjes te pakken hebben gekregen. Hij zal ze als flipperkasten door elkaar hebben geschud en deelde ook nog een duw uit.
Van der Poels daad wordt door oud-wielrenner Peter Winnen in zijn column een ‘adrenalinedelict’ genoemd: een strafbaar feit opgewekt door hoge interne druk. Die druk ervaar ik dagelijks, bijvoorbeeld als iemand met zijn winkelkarretje tegen mijn enkels rijdt en geen sorry zegt. Of achteloos reclamefolders in mijn brievenbus gooit, waar toch echt een nee-nee-sticker op is geplakt. Of niet snel genoeg ruimte voor me maakt als ik probeer in te voegen op de snelweg. Of snerpend hard een liedje van Phil Collins fluit. Of bij mij aanbelt terwijl hij een pakketje voor de buren heeft. “Voor de buren,” zeg ik tegen de postbode, met het timbre van een huurmoordenaar, “dus jij moet bij de buren zijn… en dan bel je bij mij aan.”
Tot nu toe blijft het daarbij, maar ik ben best bang dat de interne druk bij mij op een dag zo hoog oploopt dat ook ik kom tot een adrenalinedelict.