as
“Alleen as weet wat het is om te zijn opgebrand,” dichtte Joseph Brodsky, die daarmee liet zien dat je álles kunt personificeren, ook wat rest van een sigaret.
Als kind kleide en verniste ik voor mijn vader menig asbak, maar zoals Fransje in de roman Joe Speedboot van Tommy Wieringa er op een dag achter komt wat zijn vader écht doet met zijn geperste briketten, zo kwam ik er na overhandiging van mijn 21ste asbak achter dat mijn vader die dingen niet gebruikte om in af te tippen, maar in de schuur achter de grasmaaier opstapelde, in de hoop en verwachting dat mijn knutselwoede een bevlieging zou zijn en ik snel weer mijn aandacht naar de autootjes of Playmobil zou verleggen.
In de vijfentwintig jaar dat ik rookte heb ik veel as afgetipt. Steeds keek ik naar het vuurkegeltje, dat als een trap aan een raket vastzat en na ontkoppeling in de asbak langzaam uitdoofde, net als ooit mijn geloof, toen ik erachter kwam dat mijn asbakken niet werden gebruikt maar weggeborgen.