blauw
Ik droeg altijd zwart. Zanger Morrissey zong: “I wear black on the outside, 'cause black is how I feel on the inside” en zo voelde ik het ook. Anders was er wel Johnny Cash, die ten tijde van de Vietnamoorlog zong: “Til we start to make a move to make a few things right/you'll never see me wear a suit of white.” In mijn tijd als bartijger beschouwde ik zwart bovendien als een schutkleur in de nacht.
Dat bleef ik doen toen ik 's nachts voortaan sliep, maar pas geleden droeg ik ineens blauw: de kleur van de dág. Eerst had ik een overhemd in die kleur aan, toen een broek. Blauw, dacht ik, terwijl ik in de spiegel keek. Blauw, hm. Steeds zei ik het woord “blauw”, met dat andere woordje erachteraan: “Hm.”
Ik was al verzot op Bluets van Maggy Nelson en op het album Blue Train van John Coltrane. Mijn begin volgend jaar te verschijnen dichtbundel heeft het woord blauw in de titel. Dus waarom ook niet blauw gaan dragen?
Daarop las ik het het geweldige stuk van Hannah Gadsby in The Guardian over haar autismediagnose: “I only wear blue clothes because blue makes me feel calm.” Toen wist ik helemaal zeker dat ik misschien zou overschakelen. Dat is geen verkeerde formulering: heel vaak weet ik dingen misschien zeker.
Voortaan blauw dragen. Niet verschuilen, maar leven. Het klinkt wat pompeus, maar het lijkt me een mooi besluit om te nemen. Dat weet ik misschien wel zeker.