candij
Vijfendertig jaar geleden verscheen mijn tweede in eigen beheer uitgegeven dichtbundel, waarin een zogenoemd ‘acrostichon’ was opgenomen: een gedicht waarvan de beginletters van elke regel achter elkaar gelezen zelf ook weer een gedicht vormen.
Dat geheime gedicht-in-een-gedicht betrof een liefdesverklaring aan saxofonist Candy Dulfer, alleen kon ik geen regel bedenken die begon met een y. Als je de eerste letters van de regels in de eerste strofe achter elkaar las, stond er derhalve niet Candy, maar Candij:
cola drinkt ze
aan de bar
nog fris ben ik
dan slaat opeens de slaap toe als ze
ijskoud in mijn ogen kijkt
Dit was in een tijd dat ik nog geloofde dat ik de wereld met mijn woorden kon veroveren. Er waren slechts honderd exemplaren van de bundel in omloop en die verkocht ik niet via de boekhandel, maar zelf, en tóch zou Candy Dulfer op een of andere manier er een in handen weten te krijgen.
Niet alleen dat, ze zou de bundel ook nog héél precies gaan lezen. Op pagina 21 aangekomen zou ze haar wenkbrauwen optrekken omdat ze instinctief aanvoelde dat er iets met de tekst aan de hand was. Uiteindelijk zou ze de beginletters van de regels achter elkaar gaan lezen en zo het geheime gedicht-in-een-gedicht ontdekken. Het zou haar opvallen dat er niet Candy stond, maar Candij, maar daar zou ze niet over vallen.
In plaats daarvan zou ze onmiddellijk naar Alphen aan den Rijn afreizen om kennis met me te komen maken. Ik zou eerst niet weten wat te zeggen, maar daarna wat meer loskomen. Dit fantaseerde ik allemaal toen mijn tweede in eigen beheer uitgegeven bundel uitkwam. Dat het echt zou gaan gebeuren was niet heel waarschijnlijk, dat wist ik ook wel. Maar was het echt honderd procent onmogelijk? Nee.