dat kan ik me voorstellen

Het gebeurt regelmatig dat ik nog maar net begonnen ben met mensen iets te vertellen, over wat ik heb meegemaakt of wat ik voel, en dat ze dan zeggen: “Dat kan ik me voorstellen.” Ik stop dan met praten, omdat ze zich op een of andere manier al een beeld hebben weten te vormen van wat ik nog helemaal niet heb geschetst. “Ga nou door,” zeggen ze vervolgens, en dat doe ik heus wel, maar een beetje tegen heug en meug.

Als ik aan die mensen vertel: “Pas liep ik langs de Laptevzee in Jakoetië,” dan zeggen ze waarschijnlijk ook dat ze zich dat kunnen voorstellen, terwijl ze er nog nooit zijn geweest.

De reactie als mensen vertellen dat ze al zes weken met de gordijnen dicht in bed liggen vanwege een zware depressie: “Dat kan ik me voorstellen.” Als voor mensen met een dissociatieve identiteitsstoornis de eigen vertrouwde omgeving soms compleet onwerkelijk en vreemd aanvoelt: “Dat kan ik me voorstellen.” Als mensen met autisme met hun handen op de oren gedrukt op het zitje voor de supermarkt plaatsnemen en hun hoofd als een jaknikker op en neer bewegen: “Gaat het? Overprikkeld, zeg je? Nou, dat kan ik me voorstellen.”

Wat beter zou zijn is een vraag stellen. Bijvoorbeeld: “Daar heb ik zelf geen ervaring mee, kun je me er iets meer over vertellen?”

Vorige
Vorige

teen

Volgende
Volgende

d-fens