de nuttelozen van de nacht
Op sommige dagen, zoals vandaag, sta ik zo vroeg op dat mijn ochtendwandeling nog in het staartje van de nacht plaatsvindt. Het park was geenszins verlaten, een man was er ogenschijnlijk zonder bestemming rondjes aan het fietsen. Drie keer moest ik uit de weg, wat ik steeds bij voorbaat deed, omdat hij behoorlijk slingerde.
Een meisje was luid zingend aan het joggen, ze had een jaren ’80-koptelefoon op met van die oranje schuimkussentjes. Als tijdens een pubquiz spitste ik mijn oren, maar ik kon geen chocola maken van het lied dat ze ten gehore bracht.
Langs de sloot stond een man te vissen, maar ik had niet het idee dat hij erg zijn best deed. Het zou me niet verbazen als hij helemaal geen aas aan het haakje had hangen, volgens mij stond hij er gewoon te staan. Ik had me wel een uurtje naast ’m willen posteren, maar ik moet door. Op weg naar mijn krant en tweede kopje koffie van de dag, zong ik binnensmonds: “Ze gaan uit omdat er thuis niets wacht/de nuttelozen van de nacht.”