santenkraam

Regelmatig geef ik les in schrijven, maar niet te vaak, want ik kan het alleen bloedfanatiek en dat kost enorm veel kracht. Ik moet ook wat overhouden voor dat wat ik het allerliefste doe: het schrijven zelf.

Heel veel dingen kan ik alleen maar bloedfanatiek doen, of niet. Zoals roken en drinken, en liefhebben, en schrijven, en dus ook lesgeven in schrijven. Het is altijd nul of honderd. Ik geef alles, maar wil er ook iets voor terug. Als ik lesgeef en een leerling levert zijn huiswerk te laat in zonder goede reden, dan word ik niet boos. Ik kijk het alleen niet meer na. Er volgt dus ook geen beoordeling en daarin sluit ik geen compromissen. Is de klas rumoerig, dan wacht ik rustig tot iedereen zijn mond houdt. Dat ga ik niet afdwingen door mijn stem óók te verheffen.

Verder zeg ik gewoon eerlijk of ik een tekst goed vind of slecht en of ik denk dat iemand het in zich heeft om schrijver van beroep te worden. Ik zou niet weten waarom ik dat niet zou zeggen, het wordt me toch gevraagd? Toen ik poëziecriticus was, schreef ik soms: “Dit zijn slechte gedichten.” Met een hele uitleg erbij natuurlijk, maar regelmatig kreeg ik voor de voeten geworpen: “Hoho, wat jij bedoelt is: Ik vind dit hele slechte gedichten.” Nee, antwoordde ik dan, dit is mijn stuk in de krant, mijn hele santenkraam. Erbuiten is wat ik vind een mening, maar erbinnen is álles wat ik zeg wáár.

Vorige
Vorige

de nuttelozen van de nacht

Volgende
Volgende

ambitie