fladderen
Op 13-jarige leeftijd schreef Naoki Higashida The Reason I Jump. Daarin beantwoordt hij vragen over zijn autisme, onder andere waarom hij zo graag luchtkopt: “When I’m jumping, it’s as if my feelings are going upward to the sky.”
Een prachtig boek, dat ook vertaald is, met een problematische titel: Waarom ik soms op en neer spring. Want waar komt dat woord ‘soms’ vandaan, dat hebben ze er gewoon bij verzonnen. Het is ook overbodig, alsof iemand zeven dagen per week, 24 uur per dag in de lucht zou springen. Dat ‘op en neer’ dient ook geen doel, hoe zou je anders moeten springen: zijwaarts?
Toen ik twee maanden geleden voor het eerst met mijn autismetherapeut sprak over mijn volle hoofd, gaf hij mij als tip om te ‘fladderen’. Dat is een soort van krachtig op en neer bewegen met een springstok, alleen dan zonder springstok. Beide handen worden daarbij gestrekt zijwaarts gehouden, waardoor het lijkt alsof je vliegt.
Ik zei tegen mijn therapeut dat ik al fladder, op mijn manier. Sowieso loop ik om de dag hard en daarbij beweeg ik langere tijd met mijn lichaam omhoog, omlaag, omhoog, omlaag, enzoverder. Bovendien zet ik regelmatig Prince Buster op en skank ik door de woonkamer, wat ook fladderen is. En ik haat feestjes en boekenballen, maar als ik de kans krijg glip ik de dansvloer op, waar ik met niemand niksgesprekjes hoef te voeren. Alleen maar hoef te bewegen en met mijn moneymaker mag shaken.
Dat Sanna Marin, de premier van Finland, in de problemen zit omdat ze af en toe wil fladderen, doet me verdriet. Láát haar.