ga maar weg
Ik woon bijna een kwart eeuw in dit dorp, ruim een decennium in dit huis en altijd naar tevredenheid. Tot dit moment, nu ik op het punt sta om weg te gaan. Nu vind ik dit dorp ineens niet meer leuk.
Neem de automobilisten die plankgas over de zebrapaden zoeven, zonder oog te hebben voor langs de kant wachtende voetgangers. Of de bakker die als je een halfje bruin bestelt, zegt: “We hebben een aanbieding, drie halfjes bruin voor de prijs van twee.” En dat ik dan geen nee kan zeggen, omdat ik het gevoel heb iets mis te lopen, terwijl ik gewoon één halfje bruin wil. Of de hoogspanningsleidingen boven onze hoofden, die zo kunnen knetteren als de lucht vochtig is (en in mijn dromen op een dag naar beneden komen en als sissende slangen alle dorpsbewoners zullen elektrocuteren).
Het gezamenlijke gejoel, gegil en gejengel vanaf het naast mijn huis gelegen schoolplein, de mensen die een kletspraatje maken op het bankje voor de Jumbo, hoe druk het in de sportschool is in januari (en hoe rustig reeds in maart): ik begin het enorm te verafschuwen. Terwijl het dorp hetzelfde dorp is als altijd en ik deze plek altijd heb liefgehad. Nu ik er wegga moet ik haar blijkbaar lelijk maken, om het leed van het afscheid te verzachten.
Het huis dat altijd prima heeft gefunctioneerd, begint ook ineens te haperen. Gisteren hield de afwasmachine er spontaan mee op. De oven maakt een raar geluid. De douche lekt en de balkondeur sluit niet meer goed. Kortom: dit huis is boos om mijn vertrek. Hoor hoe het sneert: “Ga maar weg! Ga maar weg!”