gebed

Gisteren was een dag vol verbetenheid. Toen ik eindelijk op bed lag, deed het pijn aan mijn kiezen. Die had ik voortdurend stevig op elkaar gedrukt: een handeling die de stress niet verlicht, er alleen maar een uitvloeisel van is.

Omdat de druk zo groot was, kwam ik nauwelijks aan werken toe, en dat terwijl ik moét presteren. Er zijn twee boeken die af moeten, plus een handvol opdrachten. Het zou al een helse klus zijn als ik in een klooster zat te werken en enkel in mijn ritme werd onderbroken door de lauden en vespers. Maar nu ben ik thuis, waar ik mijn kiezen op elkaar druk, zo stevig en langdurig dat het pijn doet.

Het is wel eens erger geweest. Dat kan ik zien aan het vel aan weerszijden van mijn duimnagels: het is nog heel. Ik heb er nog niet aan zitten knauwen of pulken. Op slechte dagen ligt het er helemaal open.

Waar ik naar verlang is een leven zonder stress. Aan mij zal het niet liggen, alleen de wereld werkt nog niet mee. De wereld wil dingen van mij, terwijl ik als een monnik rustig wil werken aan twee boeken en een handvol opdrachten. Veel werk, maar af en toe heb pauze, voor de lauden en vespers. Ik dank niet zozeer God, voor alles wat mij wordt gegeven of juist bespaard blijft. Ik dank niet iets of iemand in het bijzonder, gewoon dat wat om mij heen en in mij is. Wie of wat dat dan ook maar is.

Vorige
Vorige

brisant

Volgende
Volgende

okidoki