geit

In het eerste jaar op de middelbare school doopte Tim van S. zijn kroontjespen in de inkt, waarna hij met veel kracht een streep trok over de rug van mijn hand. Evenwijdig langs een ader, als een ventweg. “Waarom doe je dat?" vroeg ik. “Had ik zin in," zei hij. Achtendertig jaar later zijn delen van de streep nog steeds zichtbaar. Het was mijn eerste tatoeage.

Tijdens een andere les handvaardigheid moest ik Tim van S. met waterverf naschilderen. “Wie is dát?" vroeg hij, wijzend op het doek nadat hij een halfuur voor me had geposeerd.

Aan het einde van die dag liep ik met het opgerolde schilderij in mijn hand naar de kinderboerderij. Er kwam een schaap mijn kant op, dat de haar kenmerkende geluiden maakte. Om te plagen wou ik het dier met het uiteinde van de rol zachtjes op de neus tikken, maar ineens stond d’r bek wagenwijd open en werd mijn kunstwerk in enkele happen verzwolgen.

Pas veel later las ik over de postimpressionistische kunstenaar (en voormalig trapezeartiest) Suzanne Valadon (1865-1938), die schilderijen waarover ze niet helemaal tevreden was aan haar huisgeit voerde. Het verschil was dat ik wél tevreden was over mijn creatie, juist omdat Tim van S. ‘m lelijk vond. Tim wás ook lelijk.

Vorige
Vorige

waan

Volgende
Volgende

flap