glas
Ik ben van zoveel glas
dat elke harde stem
een steen is en een barst.
Deze dichtregel van Gerrit Achterberg is van toepassing op hoe ik geluiden ervaar. Er zijn er zoveel. Ik stop even met tikken en luister. Het leer van de stoel kraakt omdat ik beweeg. De buurman niest. Een vliegtuig vliegt over. Ineens een harde kloenk vanboven. Dat zijn al vier geluiden. Binnen drie tellen. En het is pas half negen.
Slapen gaat vaak voor geen meter omdat de geluiden ook ‘s nachts doorgaan. Het zijn er minder, maar dat betekent ook dat ieder afzonderlijk geluid beter tot zijn recht komt. Ik registreer ze allemaal. Wie slaapt ‘gaat uit’, maar ik ga niet uit. Ik ben een apparaat waarvan de batterijen in de lader liggen, maar dat gewoon doorbeweegt.
Daarom heb ik oordopjes. Geen dure, gewoon die van foam. Als ik ga slapen wurm ik ze in mijn oorschelpen en dan zetten ze uit. Dat klinkt als een radio die van de zender af is. Onprettig, een hoop stenen en barsten, maar dan is het klaar en beginnen de oordopjes hun werk te doen. Een deel van de geluiden hoor ik niet meer. De hardere geluiden hoor ik zachter.
Het glas wordt weer heel.