hoffelijke hand

Ik erger me dood aan automobilisten in mijn dorp die niet stoppen als ik aanstalten maak om via het zebrapad over te steken. Ik verwens ze, vervloek ze, maar gisteravond zat ik zelf achter het stuur en lette ík niet op, zag ík een dorpsgenoot over het hoofd, was ík het die niet stopte.

Voor alle zebrapaden die daarna kwamen stopte ik, ook als de voetganger die er mogelijk overheen zou lopen nog ver weg was. Toeterende auto’s achter me negeerde ik: ik had iets recht te zetten. Met mijn hoffelijke hand maakte ik een beweging van de ene stoep naar de andere, alsof ik daarmee een stippellijn trok waar de voetganger overheen kon wandelen.

Even later in de metro pakte ik De nazi en de kapper van Edgar Hilsenrath uit mijn tas. Alle andere reizigers waren gebiologeerd door hun smartphone, door een boek te lezen gaf ik nóg maar weer eens het goede voorbeeld. Al had ik daarvóór thuis Expeditie Robinson zitten kijken, maar dat hoefden deze mensen niet te weten.

Vorige
Vorige

plank

Volgende
Volgende

slaap