kaart
Ik was bij een uitvaartplechtigheid. Voor de persoon van wie we afscheid namen had ik een kaart geschreven. Toen we in de parkeergarage onder mijn huis de auto zouden instappen, legde ik die kaart even op het dak. De achterbank lag namelijk vol hondenharen en die gingen mijn geliefde en ik met pluisrollers verwijderen. Dat moest, want we gingen nog mensen ophalen, allen ongetwijfeld in zwarte kleding, waarop de hondenharen uiterst zichtbaar zouden zijn geweest.
Dat rollen duurde even en we waren al laat, dus toen de achterbank eindelijk toonbaar was, stapten we meteen in en reden we vlot de parkeergarage uit, zo de hoosbui in.
Na zes bochten mijn piepstem: “O nee, de afscheidskaart lag nog op het dak van de auto.” Gestopt, natuurlijk lag hij niet meer op het dak. Alle zes de bochten weer teruggereden en daar lag de envelop, midden op de drukke weg. Ik stoppen, alarmlichten aan, mijn geliefde in de stromende regen terugrennen, door de binnenspiegel zag ik haar wild gebarend de andere auto’s tot stoppen manen, de envelop van het asfalt rapen, maar het was niet de envelop, het was gewoon een stukje doorweekt papier met niets erop.
De laatste fase van rouw is aanvaarding en die bereikte ik een minuut of tien later. Toen hoopte ik dat de kaart van het dak van mijn auto zo naar boven was gedwarreld, recht de hemel in.