killerblik
Gisteravond laat wandelde ik door de polder. Een wandeling van anderhalf uur die ik om de dag maak, zoals ik om de dag hardloop en om de dag bananenpannekoeken eet. Niet elke dag, dat wordt te gortig. Óm de dag.
Gelukkig is het weer donker als ik mijn late avondwandeling maak, zo heb ik de late avond het liefst. Een donkere polder betekent een verlaten polder. Mensen lopen niet graag anderhalf uur lang in het donker over een pad met nergens straatverlichting. Overal struiken en bomen waar mannen achter kunnen staan, die ineens verschijnen, of ze besluipen je ongemerkt van achteren.
Soms stel ik het me voor en versnel ik mijn pas; doe ik ineens tien minuten korter over mijn rondje. Ik kijk ook de hele tijd om. Wat zou ik doen als daar inderdaad een man mijn kant op komt lopen met grote, uitgestrekte handen en een neutrale killerblik?
Zou ik wegrennen, bevriezen of vechten? Ik hoop niet het middelste. Ik hoop dat ik wegloop of mijn huid duur verkoop. Dat ik iets doe, in plaats van me iets laat gebeuren. Met op elkaar geklemde kaken en gebalde vuisten kom ik thuis en vraagt mijn geliefde of ik lekker gewandeld heb. Ik ontspan mijn spieren en knik.