semantiek
Over een uur begint mijn volgende sessie bij het autismeexpertisecentrum. Er zal wel een koppelteken moeten na ‘autisme’, anders staan er twee e's achter elkaar, wat vaak geen probleem is, zoals in de woorden ‘geen’ en ‘probleem’, maar wel als erdoor visuele verwarring optreedt, zoals hier. Toch heb ik er liever geen koppelteken, omdat ik wel van die visuele verwarring houd. Je brein wordt aan het werk gezet, als lezer denk ik even: wat staat er nou? En dan zie ik het.
We gaan het straks onder andere hebben over het woord ‘autismespectrumstoornis’ en wat ik daarvan vind. Sowieso vind ik de afkorting ASS die steeds gebruikt wordt best grappig, al weet ik dat je het niet op z'n Engels moet uitspreken, maar op zijn Nederlands en als drie afzonderlijke letters.
In de wereld van autisme worden voortdurend semantische discussies gevoerd, bijvoorbeeld of iemand autisme heeft of autistisch is. En of je in het spectrum zit, of op het spectrum (en wat mij betreft vechten we ook een robbertje over in of op een spectrum zitten; hoezo zitten?).
En er zijn dus mensen die liever niet spreken van een autismespectrumstoornis, omdat dat als kwetsend wordt ervaren. Zij spreken liever over een ‘autismespectrumconditie’.
Wat ik prettig zou vinden is het gevoel dat we ergens naartoe werken. Stel dat ‘autismespectrumconditie’ het woord is waar iedereen mee kan leven, laten we dat woord dan gebruiken in zeg de komende vijftig jaar. En de komende vijftig jaar zit ik dan op het spectrum, whatever, en ben ik niet autistisch, maar heb ik autisme. Afgesproken? Top, kunnen we door. Fijne maandag.