komkommer
Gisteren schuifelde ik tijdens spitsuur door de supermarkt. Voor me liep een vrouw die ineens stilstond, rond haar as draaide en het woord “komkommer” prevelde.
Blijkbaar was dat was ze nodig had, komkommer. En die lag in een bak achter me en dat wist ze. Het enige was dat ik in de weg stond.
Oogcontact maakte ze niet, bewegingloos wachtte ze tot ik opzij zou gaan. Wat ik eerst weigerde, tot ik dat al te kinderachtig vond en toch maar een stap opzij deed, waarop zij met een strak gezicht haar grijparm in het schap liet landen.
Net als in dat liedje van Toontje Lager droeg ze een spijkerbroek en een panterblouse. Ze rook naar eau de cologne of misschien was het urine: ik vind de lijn tussen die twee altijd erg dun.
Ik had ruimte gemaakt en wilde dat ze me zou bedanken, wat ze niet deed. Daarop bedacht ik wat je allemaal met een komkommer kunt doen en op die gedachte ben ik niet trots.