kutweer
Eindelijk is het weer kutweer. Donkergrijze lucht, bakken uit de hemel. Toen ik de hond uitliet reed een auto vlak langs me, zo door een plas. De vergrotende trap van doorweekt is: doorweekter.
Veel vrienden willen dat de zomer altijd blijft, zoals ik ook vrienden heb die wensen dat het elke dag Kerst zou kunnen zijn. Maar ik trek het helemaal niet, elke dag van het jaar die zonneschijn of nog erger: knusse, kitsche gezelligheid.
Een paar mooie dagen zijn echt wel prettig, maar daarna wil ik weer noest en nurks op mijn niet-elektrische fiets dwars tegen de polderwind in beuken. Ik wil vloekend naar het zenit kijken, alsof daar iemand aan de knoppen zit die hier verantwoordelijk voor is. Ik wil een kletstnatte spijkerbroek over de verwarming hangen en dat hij dan hard wordt.
Ik wil nat worden, bikkelen, de elementen trotseren. Als iemand voorstelt te gaan schuilen, wil ik roepen: je bent toch niet van suiker! Ik hoorde dat het over een paar dagen al weer bijtrekt, maar ik wil helemaal niet dat het bijtrekt. Ik wil meer, geef me meer, méér kutweer!