lachen
Japanse wetenschappers hebben een robot ontwikkeld die met mensen meelacht. Het wordt beschouwd als een uitkomst voor bejaardentehuizen, waar eenzame ouderen snakken naar verbinding en empathie. Die mag van een machine komen, is de gedachte, als het maar echt voélt.
De slimme robot kan zelfs onderscheid maken tussen een ‘sociale lach’ en een echte lach. Ik kan dat ook en ik háát het als mensen lachen uit beleefdheid. Dan denk ik dat er iets aan de hand is, dat er een snotje uit mijn neus hangt of dat ik poep aan mijn schoen heb. Soms kijk ik over mijn schouder om te checken of daar een clown klungelig staat te jongleren.
Mensen stellen zich vaak met een lach op hun gezicht aan me voor, maar ik heb liever dat ze dat met een neutrale blik doen. Een mond in een streep en dat de mondhoeken pas naar boven gaan als ik een grapje maak. Dan is het gepast.
Ik weet hoe ik grapjes moet maken, dus als het goed is hoeven mensen niet geforceerd te lachen. Het overkomt ze gewoon: door wat ik zeg worden hun lippen als vanzelf iets opgetild en ontstaan er kleine rimpeltjes naast de ooghoeken. “Wat een mooie lach heb je,” zeg ik zelfs wel eens, maar alleen als ik dat ook echt vind.