liedjes (3)

Ik heb altijd liedjes in mijn hoofd en daarover gaat het in deze serie, getiteld: ‘Liedjes’. Deel 1 en 2 lees je hier, dit is deel 3.

Het is de zomer van 1979 of misschien 1980. Mijn ouders zijn al van tafel en bed gescheiden, maar nog niet officieel. Een vakantie zit er niet in, maar de ouders van mijn vriendje Q. zijn nog wél bij elkaar: ze verblijven met z’n allen in een huis in Domburg en ik ben uitgenodigd.

Mijn vader haalt me op in Alphen aan den Rijn en van de heenreis herinner ik me niets. Van de terugreis alles. Vanaf de bijrijderstoel vertel ik in het licht van een ondergaande zon hoe we elke dag in zee gingen zwemmen, hoe ik twee dagen binnen had moeten blijven vanwege een zonnesteek, over hoeveel marshmallows ik in één keer in mijn mond kon stoppen.

Als ik uitverteld ben is het donker geworden en zwijgen we. Mijn vader draait al rijdend een shaggie, hij stuurt met zijn pinken. We gaan de Zeelandbrug op. In het dashboardkastje ligt een cassettebandje van The Byrds. Voorop een foto van een motor met een hoog stuur bereden door een man met een baard en lange haren.

De weg richting het noorden is kaarsrecht. Ik realiseer me dat we over anderhalf uur thuis zijn en dat mijn vader me een kus zal geven en rechtsomkeert zal maken. Nog negentig minuten kunnen we schouder aan schouder naar buiten kijken.

Vanuit de speakers een liedje van de band waar David Crosby deel van uitmaakt: “Woke up this morning with light in my eyes/and then realized it was still dark outside.” Voor mij gaat dat liedje op dat moment niet over ufo's, maar over hoe je álles kunt zien in het donker.

Vorige
Vorige

lijfeigene

Volgende
Volgende

tik