mijn hoofd
Gisteren had ik een gesprek met mijn behandelaar. Ik wou schrijven: ‘gisteren had ik therapie,’ maar ik weet eigenlijk niet of ik in therapie ben. We hebben het woord nooit in de mond genomen, maar werken wel ergens aan.
Sowieso hadden we het over mijn hoofd. Het gaat altijd over mijn hoofd, nooit het hare. Zoals ik ook geen brood naar de bakker breng, ik kom het halen.
Soms kijk ik in de badkamerspiegel naar mijn hoofd. Naar de buitenkant. Ik ben de enige die mijn hoofd zowel vanbuiten als vanbinnen kan waarnemen.
Soms zou ik willen dat iemand bij mij binnen mee kan kijken. Ik ben benieuwd wat diens reactie gaat zijn, ik hoop niet: de hand voor de mond slaan. Ik hoop op kushandjes mijn kant op en twee wijdgespreide armen, om als voor een vuurpeloton in neer te vallen.